Elisabeth von Thüringen leefde van 1207 tot 1231. Het koningskind uit Hongarije werd al met vier jaar van haar ouders gescheiden en leefde sindsdien aan het hof van de Landgraaf Hermann von Thüringen. Zij was voorbestemd om later met de oudste zoon Heinrich te trouwen en als Landgravin haar verantwoordelijkheden aan het hof te vervullen.
Al jong ontwikkelde zij naast een vrolijke aard ook een grote vroomheid. Het gevoel van heimwee dat Elisabeth ondervond in een vreemd land, met vreemde mensen en met een vreemde taal, liet haar een thuis vinden in het Goddelijke. Zo werd over haar verteld dat zij haar vrolijke spel met andere kinderen regelmatig onderbrak om de gebedstijden, die zij zichzelf had opgelegd, aan te houden. Deze vroomheid gaf haar een innerlijke kracht en stond open voor alle mensen om haar heen.
Op dertienjarige leeftijd trouwde zij met de toen 20 jarige Ludwig (Heinrich was op jonge leeftijd overleden). Een dergelijke stap op zo'n jonge leeftijd was destijds niets buitengewoons. Ludwig was zijn jonge vrouw zeer toegedaan, zoals ook Elisabeths grote liefde hem en hun drie kinderen gold.
Wij kunnen ons Elisabeth voorstellen als een groothartig mens, van moralistische integriteit en met een ongekende neiging tot medeleven en liefde. Deze kracht behelsde niet enkel haar familie. In ieder mens dat haar tegemoet trad, zag zij een medemens, of deze ander nu een koning was of een arme zieke. Zoals de zon haar licht onbaatzuchtig verspreidt, zo werkte Elisabeth met liefde en medeleven onbaatzuchtig onder de mensen. De vele verhalen en legenden leggen daarvan een indrukwekkende getuigenis af. Elisabeth leefde volledig voor het Christendom. Want een mens kan niet gelukkig zijn als het een ander in nood weet.
De bekendste legende uit het leven van Elisabeth is het Rozenwonder:
In de omgeving van Wartburg leefden vele arme mensen.
En telkens weer ging Elisabeth de lange weg om hen te troosten,
te verplegen en hen brood te brengen.
Steeds meer ridders en edelvrouwen aan het hof bespotten haar daarom
en beschuldigden haar ervan hun voedsel weg te geven aan de armen.
"Wil je dan, dat wij net zo arm worden als zij?" riepen zij haar toe.
"Als het aan mij ligt," antwoordde Elisabeth, "hoef ik niet rijker te zijn dan zij."
En zo gaf zij niet alleen haar eten, maar ook haar kleren weg.
Op een dag, toen zij weer de burcht verlaten had om naar de huizen van de armen te gaan,
volgde Ludwig haar op zijn paard.
Toen hij haar ingehaald had, hield hij zijn paard in en bukte zich.
Hij sloeg haar mantel open om te zien wat zij uit de burcht had meegenomen.
En haar gemaal Ludwig zag enkel rozen onder haar mantel.
Ludwig sprong van zijn paard, legde haar de mantel weer om en kuste haar.
"Breng de mensen zo vaak rozen als je maar wilt," sprak hij, "ik zal je er nooit meer naar vragen."
En hij keerde terug naar de burcht.
Deze legende schetst de achtergrond voor de schildering. Deze behoeftige mensen komen bij Elisabeth: de door ziekte en leed getekende man; de beide slecht geklede kinderen, waarvan de oudste de jongste voor laat gaan opdat hij als eerste een brood ontvangt; op de voorgrond de moeder met haar beide kinderen, eentje verlegen aan haar rokken hangend. Elisabeth geeft met beide handen. Er is nog heel veel brood, nog vele behoeftigen kunnen komen. Elisabeths hele houding en gebaar drukt haar liefdevolle toewijding uit. Haar gezicht staat ernstig. Aan lachen en huilen beleefd de mens ook zichzelf. In ernst treden de eigen zielenroerselen terug. Zo kan ernst ook een uitdrukking van onbaatzuchtigheid zijn.
Van het hele zo liefdevol geschilderde beeld kan men de fijne geur van brood en rozen bespeuren.
Vrij vertaald naar "Bildmappe für Kinder" van Brigitte Barz en Gabriela de Carvalho.